Rhinopneumonie wordt veroorzaakt door het Equine herpes virus (EHV). De twee subtypen EHV-1 en EHV-4 zijn de belangrijkste ziekteverwekkers, terwijl EHV-3 samenhangt met de veel voorkomende geslachtsziekte coïtaal exantheem.
Het subtype EHV-1 gaat gepaard met ziektes op het gebied van ademhaling (de verkoudheidsvorm), voortplanting (de abortus-vorm) en neurologie (de neurologische vorm), terwijl EHV-4 uitsluitend ademhalingsproblemen veroorzaakt.
Beide subtypes vermeerderen zich in eerste instantie in het ademhalingsstelsel. Dit kan gepaard gaan met ademhalingsstoornissen. Bij EHV-1 wordt de primaire vermeerdering gevolgd door verspreiding via witte bloedcellen naar diverse organen, zoals de baarmoeder, en het zenuwstelsel. Dit kan resulteren in abortus, neonatale sterfte en/of zenuwstoornissen.
Voornamelijk door direct contact tussen paarden maar het is ook mogelijk dat mensen de besmetting overbrengen via kleding o.i.d.
Besmette paarden blijven drager van het virus en kunnen het virus verspreiden. Hierdoor komen op bedrijven waar meerdere paarden bij elkaar gehuisvest zijn, gedurende het hele jaar opnieuw infecties voor. Oudere paarden hebben door deze herinfecties meestal voldoende weerstand opgebouwd tegen het virus.
De virusdeeltjes kruipen in een zenuw en zijn daar niet bereikbaar voor het immuunsysteem en kunnen zo levenslang aanwezig blijven. Prikkels als stress en UV kunnen het virus reactiveren.
Van het EHV is bekend dat het buiten het paard kan overleven; in 7 uur zou bij kamertemperatuur de helft van het virus dood gaan. Is de temperatuur lager dan kan het zich nog langer handhaven.
Enkele dagen tot ruim 1 week.
Verkoudheidsvorm: lichte temperatuurstijging tot hoge koorts, verminderde eetlust, gezwollen lymfeknopen, verder kan het dier nog dikke benen krijgen, heeft heldere tot geelgroene neusuitvloeiing en ook de ogen kunnen gaan tranen. In de meeste gevallen is de infectie heel mild waardoor deze nauwelijks opgemerkt wordt.
Arbortusvorm: bij een drachtige merrie die in aanraking komt met het EHV-1 kan de baarmoeder geïnfecteerd raken. Het virus verspreidt zich en infecteert de foetus. Dat leidt in de meeste gevallen tot abortus of er wordt een zeer zwak veulen geboren dat vaak binnen enkele dagen sterft als gevolg van beschadiging van de lever, nieren en longen door het virus. De merrie aborteert vaak pas een aantal maanden na het doormaken van de EHV-infectie, in het tweede deel van de dracht. Wanneer de merrie hoge koorts krijgt, kan ze zelfs binnen een paar dagen aborteren. Dit komt omdat door de koorts bepaalde prostaglandinen kunnen worden aangemaakt die een abortus veroorzaken.
Neurologische vorm: deze komt slechts heel zelden voor en veroorzaakt afwijkingen aan het zenuwstelsel. Het begint vaak met een wat slappe staart en ataxie. In ernstige gevallen treedt de ataxie ook in de voorhand op. Paarden kunnen dusdanig verlamd raken dat ze gaan liggen en niet meer overeind kunnen komen. Ook blaasverlamming en het niet meer kunnen mesten zijn symptomen die bij deze vorm horen. Gedacht wordt dat bloedvaatjes in het zenuwstelsel beschadigd raken door de infectie met het virus of door het vastlopen van virus antilichaam-complexen. Hierdoor ontstaat zwelling en schade aan het ruggenmerg.
Op het internet wordt ook nog melding gemaakt van een oogvorm. Deze zou heel zelden worden geconstateerd. Het oog raakt geïnfecteerd waardoor er witte vlekjes op het hoornvlies ontstaan. Deze plekjes moeten goed behandeld worden omdat het hoornvlies anders blijvend beschadigd kan raken. Daarnaast kan het voorkomen dat er geen afwijkingen te zien zijn aan het oog, maar dat het paard (tijdelijk) een verminderd of totaal verlies van gezichtsvermogen heeft. Meestal betreft dit één oog. Door welk sub-type deze vorm veroorzaakt zou worden is ons niet duidelijk.
Het virus kan worden aangetoond door het nemen van een neusswab. Belangrijk hierbij is dat dit gedaan wordt als de paarden koorts hebben. Ook kan geprobeerd worden het virus aan te tonen door middel van bloedonderzoek. De eerste bloedafname moet plaatsvinden tijdens de koortsfase en de tweede afname 3 weken later. In het 1e bloedmonster zullen nog maar weinig antilichamen aangetoond kunnen worden terwijl het aantal antilichamen in het 2e bloedmonster aanzienlijk gestegen zal zijn.
Bij vermoeden van de abortusvorm kan post mortem een diagnose vastgesteld worden op basis van de typische laesies in de placenta en de vrucht, virusisolatie en/of het aantonen van virale antigenen.
Er zijn namelijk ook andere infectieziektes die abortus bij paarden kunnen veroorzaken, waaronder o.a. leptospirosis.
Het is alleen mogelijk om symptomatisch/ondersteunend te behandelen, bijvoorbeeld bij de verkoudheidsvorm met koortsremmende middelen in geval van hoge koorts. Vaak is therapie helemaal niet nodig; in de regel herstellen paarden heel snel en volledig van de verkoudheidsvorm.
Bij de abortusvorm wordt het veulen geaborteerd, heel zwak of dood geboren; er is geen therapie voor het veulen. De merrie vertoont meestal geen ziekteverschijnselen. Wel is het belangrijk dat de nageboorte er goed af komt zodat de merrie daar niet ziek van wordt.
In het geval van de neurologische vorm is er eigenlijk ook alleen maar ondersteunende therapie mogelijk. Deze paarden zullen intensief verpleegd en eventueel behandeld moeten worden op secundaire bacteriële infecties.
Bij de oogvorm wordt het aangetaste oog behandeld met zalf dat een virusremmend middel bevat.
De paarden zullen over het algemeen goed herstellen van de verkoudheidsvorm en ook bij de abortusvorm zullen de merries weinig klachten ondervinden. Paarden die lijden aan de neurologische vorm kunnen na langdurige verzorging geheel of gedeeltelijk herstellen. Het herstel neemt wel lange tijd in beslag.