Afrikaanse paardenpest (APP) is een infectieuze ziekte veroorzaakt door het Afrikaanse paardenpestvirus. De ziekte, waar een meldplicht voor geldt, wordt ook wel gewoon paardenpest genoemd. In het Engels is de officiële naam African Horse sickness. Alle dieren die behoren tot de paardachtigen kunnen de ziekte krijgen, dus paarden, pony’s, ezels, muilezels, muildieren en zebra’s. Daarnaast kunnen ook honden besmet worden, maar waarschijnlijk alleen door het eten van vlees van besmette dieren. Mensen worden niet besmet met het virus.
Het APP virus is een RNA virus dat behoort tot de familie van de reovirussen en tot het geslacht van de orbivirussen. Het virus is o.a. nauw verwant aan het Bluetonguevirus. Er zijn 9 verschillende serotypen van het virus bekend.
De ziekte komt endemisch voor in grote delen van tropisch en sub-tropisch Afrika. De Sahara woestijn vormt een barrière voor verdere verspreiding van de ziekte. Boven de Sahara komt de ziekte niet endemisch voor. Wel komen er buiten de endemische gebieden af en toe uitbraken voor. De meest recente uitbraken waren in Portugal en Spanje, einde jaren ’80. Er zijn nog nooit uitbraken noordelijker dan Spanje en Portugal geweest. APP heeft zich in deze landen tot op heden niet permanent kunnen vestigen.
Voor het overbrengen van APP is een vector nodig. Culicoides imicola is de belangrijkste biologische vector voor verspreiding van Afrikaanse paardenpest maar vrijwel zeker kunnen andere knuttensoorten zoals C. obsoletus (Europa) en C. sonorensis (Amerika) ook dienen als vector voor de ziekte. Het opwarmen van de aarde kan als gevolg hebben dat het potentiële verspreidingsgebied voor knuttensoorten verandert en daardoor ook dat van Afrikaanse paardenpest. De kans op uitbraken van Afrikaanse paardenpest zou hierdoor dus ook groter kunnen worden.
Besmetting kan niet plaatsvinden via direct contact tussen besmette dieren en vatbare dieren, maar geschiedt door overbrenging van besmet bloed via een knut. Een eenmaal geïnfecteerde knut blijft levenslang virus uitscheiden, omdat het virus in staat is zich te vermenigvuldigen in de knut.
De verspreiding en overleving van APP is afhankelijk van het aantal gevoelige dieren (paardachtigen), het aantal besmette dieren en de aanwezigheid van voldoende geschikte vectoren (knutten). De hoeveelheid knutten is o.a. afhankelijk van de temperatuur. Bij een lage temperatuur zijn de knutten niet of veel minder actief en is er geen virusvermeerdering in de knut. Hierdoor is er in principe geen verspreiding van het virus meer mogelijk. De langste periode waarvan aangetoond is dat het virus in een dier overleefde is 40 dagen. Als de koude periode, waarin de knutten niet actief zijn langer dan die 40 dagen duurt, dan zou de uitbraak kunnen stoppen. Er zijn echter verschillende mogelijkheden waarop het virus toch zou kunnen overleven in de winter. Een theorie is dat het virus in leven kan blijven in knutten die de winter overleven, of dat het virus in de eitjes van de knut de winter overleeft. Bij Bluetongue hebben we gezien dat het virus in Nederland kan overwinteren, dus voor APP is die kans er zeker ook. In Nederland komt APP vooralsnog niet voor.
Varieert van 2-10 dagen en is gemiddeld 5-7 dagen bij paarden.
Na infectie door een knuttenbeet vermeerdert het virus zich eerst in de dichtbij gelegen lymfeknoop. Vervolgens verspreidt het virus zich via het bloed door het lichaam, waarna voornamelijk de longen, de milt, weefsels van het afweersysteem en cellen in de bloedvatwanden geïnfecteerd worden. De viraemie verschilt per geval, maar duurt bij paarden gemiddeld 9 dagen. Bij ezels en zebra’s duurt de viraemie meestal langer. De langste viraemie is aangetoond in zebra’s en duurde tot 40 dagen.
APP kan in vier verschillende vormen voorkomen, de hartvorm, de longvorm, de gemengde vorm en de koortsvorm. De hartvorm, de longvorm en de gemengde vorm komen het meest voor in een populatie waar de ziekte nog nooit is voorgekomen. De koortsvorm, de minst ernstige vorm, komt eigenlijk alleen voor in populaties waar de ziekte al langer voorkomt en bij muildieren en ezels. In Nederland zullen bij een uitbraak de besmette paarden naar verwachting 1 van de 3 ernstige vormen (hart-, long- of gemengde vorm) krijgen.
De longvorm
Deze vorm begint meestal met acute koorts en geeft vervolgens problemen met de ademhaling. De symptomen zijn o.a. snel ademhalen, geforceerd ademhalen, zweten, onregelmatig hoesten, opgezwollen neusgaten die een schuimige rode vloeistof uitscheiden, roodgekleurd oogbindweefsel. De benauwdheid verergert snel.
De hartvorm
Deze vorm begint met koorts die 3-6 dagen aanhoudt. Hierna krijgt het dier vochtophopingen (oedeem) in de kuiltjes boven de ogen en in de oogleden. Later kunnen de vochtophopingen zich verspreiden en zwelt het hele hoofd op. Opvallend is dat er juist geen vochtophoping in de benen optreedt.
De gemengde vorm
Deze vorm is een combinatie van de longvorm en de hartvorm. Meestal begint het met de hartvorm, waarna de longvorm volgt. Vaak wordt de diagnose van de gemende vorm pas bij sectie vastgesteld.
De koortsvorm
Deze vorm heeft milde verschijnselen. Het dier heeft zo’n 3-8 dagen koorts. Verder kan de eetlust verdwijnen en is er licht oedeem in de kuiltjes boven de ogen.
De diagnose kan worden gesteld aan de hand van de symptomen, het snelle verloop, eventueel bloedonderzoek en uit sectie.
Direct: virologische moleculaire diagnose (van milt, long en lymfeklieren en bloedmonsters).
Indirect: serologische diagnose (antilichaam ELISA).
Er is geen therapie voor deze ziekte. Zodra de diagnose zeker is, is het advies: euthanasie.
Vaccinatie is alleen toegestaan bij een uitbraak en mag niet preventief worden toegepast.
Op dit moment is er geen geregistreerd vaccin beschikbaar in Europa. Ingeval van uitbraak ligt er bij het ministerie van LNV een draaiboek klaar dat uitgaat van het in Zuid-Afrika beschikbare vaccin.
Paarden en muildieren zijn het meest gevoelig voor het virus en krijgen ook de ernstigste symptomen. Afhankelijk van de vorm die ze ontwikkelen gaat 50-95% van de besmette paarden en muildieren dood. De meeste dieren (95%) die met de longvorm besmet zijn, sterven binnen enkele uren. Van de paarden die de hartvorm hebben gaat 50% dood. Van de paarden die besmet zijn en de gemengde vorm krijgen gaat 70% dood. Dieren besmet met de koortsvorm herstellen meestal.
Ezels worden veel minder ziek en zebra’s hebben vaak helemaal geen symptomen als ze besmet zijn. Van de ezels gaat 5-10% van de besmette dieren dood en zebra’s gaan niet dood aan de ziekte.