Combinatievaccins:

Hondenziekte, Leverziekte, Parvo, KennelhoestLeptospirose

Voor deze combinatie zijn 6 verschillende vaccins beschikbaar (zie tabel hieronder).
De geadviseerde herhalingsfrequentie (na basisvaccinatie) varieert van jaarlijks tot 3-jaarlijks voor Hondenziekte, Leverziekte en Parvo.
Zowel Canigen Eurican als Versican maken melding van het feit dat er na vaccinatie vaccinstammen van CPV en CAV-2 (kortstondig) kunnen worden uitgescheiden.
Bij het Vanguard 7 vaccin wordt thiomersal niet vermeld op de lijst van Adjuvans/hulpstoffen terwijl er in de registratie toch duidelijk staat “Met thiomersal gedode…”.

Scrol naar rechts om alle vaccins in de tabel te kunnen bekijken

Canigen DHPPi/L Canigen DHA2PPi-L Eurican DAPPi-Lmulti Nobivac L + DHPPI Vanguard 7 Versican Plus DHPPi-L4b
(Virbac) (Virbac) (Boehringer Ingelheim) (Intervet) (Zoetis) (Zoetis)
8 weken en ouder 12 weken en ouder 7 weken en ouder 8 weken en ouder 12 weken en ouder 6 weken en ouder
Werkzame bestanddelen
Levend geattenueerd: Levend geattenueerd: Levend geattenueerd: Levend geattenueerd: Levend geattenueerd: Levend geattenueerd:
Hondenziekte virus (CDV), Lederle stam Hondenziekte virus (CDV), Lederle stam Canine Distempervirus, stam BA5 Canine distemper virus (CDV), stam Onderstepoort Hondenziekte virus, stam N-CDV Canine distemper virus, stam CDV Bio 11/A
Canine adenovirus type 2 (CAV-2) - Manhattan stam Canine Adenovirus type 2, stam Manhattan Canine Adenovirus type 2, stam DK13 Canine Adenovirus type 2 (CAV2), stam Manhattan LPV3 Canine Adeno Virus type 2, stam Manhattan Canine adenovirus type 2, stam CAV-2-Bio 13
Canine parvovirus (CPV) -CPV780916stam Canine Parvovirus, stam CPV780916-115 Canine Parvovirus type 2, stam CAG2 Canine Canine Parvovirus (CPV), stam 154 Canine Parvo Virus, stam NL-35-D 35e passage Canine parvovirus type 2b, stam CPV-2b-Bio 12/B
Canine paraïnfluenzavirus (CPIV) - Manhattanstam Canine Paraïnfluenza virus, stam Manhattan Paraïnfluenzavirus type 2, stam CGF 2004/75 Canine Paraïnfluenzavirus (CPi), stam Cornell Canine Paraïnfluenza Virus type 5 (NL-CPI-5) Canine paraïnfluenza type 2 virus, stam CPiV-2-Bio 15
Geïnactiveerd: Geïnactiveerd: Geïnactiveerd: Geïnactiveerd: Met thiomersal gedode: Geïnactiveerd:
Leptospira interrogans bacteriën: Leptospira interrogans bacteriën: Leptospira interrogans Leptospira interrogans Leptospira interrogans fractie: Leptospira interrogans
serovar canicola: stam 601903 serovar canicola serovar Canicola stam 16070 serovar canicola, stam Ca-12000 serovar canicola serovar Canicola, stam MSLB 1090
serovar icterohaemorrhagiae stam 601895 serovar icterohaemorrha serovar Icterohaemorrhagiae stam 16069 serovar icterohaemorrhagiae, stam 820K serovar icterohaemorrhagiae serovar Icterohaemorrhagiae stam MSLB 1089
serovar Grippotyphosa stam Grippo Mal 1540 serogroep Australis serovar Bratislava, stam MSLB 1088
Leptospira kirschneri serogroep Grippotyphosa serovar Grippotyphosa, stam MSLB 1091
Adjuvantia/hulpstoffen
Lyofilisaat: Gelatine, kaliumhydroxide, lactose-monohydraat, glutaminezuur, kaliumdiwaterstoffosfaat, dikaliumfosfaat, water voor injectie, natriumchloride, dinatrium fosfaat watervrij
Suspensie: Natriumhydroxide, sucrose, dikaliumfosfaat, kaliumdiwaterstoffosfaat, tryptone, water voor injectie
Geen gegevens over hulpstoffen en adjuvantia in bijsluiter of registratie Lyofilisaat: Caseïne hydrolysaat, gelatine, dextran 40, dikaliumfosfaat, kaliumdiwaterstoffosfaat, kaliumhydroxide, sorbitol, sucrose, water voor injecties.
Suspensie: Kaliumchloride, natriumchloride, kaliumdiwaterstoffosfaat, dinatriumfosfaat dihydraat, water voor injecties.
Sorbitol, gehydrolyseerde gelatine, caseïnehydrolysaat, natriumfosfaatbuffer, natriumchloride, kaliumchloride, natriumlactaat, calciumchloride, water voor injectie
Vloeibare fractie: Thiomersal: 0,1 mg
Adjuvantia: Thiomersal → staat niet op de lijst van hulpstoffen, maar wordt (zie hierboven) wel gebruikt om het vaccin te kunnen maken
Vloeibare fractie: Water voor injectie
Adjuvans: Aluminium hydroxide

Lyofilisaat: Trometamol, EDTA, sucrose, dextran 70.
Oplosmiddel: Natrium chloride, kalium chloride, kalium diwaterstof fosfaat, dinatrium fosfaat dodecahydraat, water voor injectie.
Dosering
Na 2-voudige basisvacinatie met een interval van 3-4 weken een booster injectie na 1 jaar.

Volgende vaccinaties worden uitgevoerd met een interval van maximaal 3 jaar. Jaarlijkse hervaccinatie is nodig voor CPiV en Leptospira componenten; daarvoor kan jaarlijks een vaccin tegen Canine Parainfluenza virus en Leptospira worden gebruikt.

Maternale antilichamen kunnen in sommige gevallen de immuunrespons op vaccinatie beïnvloeden. In dergelijke gevallen wordt een 3e injectie aanbevolen vanaf een leeftijd van 15 weken.
Jaarlijks na 2-voudige basisvaccinatie met een interval van 3-5 weken. Jaarlijks, na 2-voudige basisvaccinatie met een interval van 4 weken.

Wanneer hoge niveaus van maternale antilichamen worden vermoed en de basisvaccinatie voltooid was vóór een leeftijd van 16 weken, wordt een 3e injectie tegen distemper, adenovirus en parvovirus aanbevolen vanaf de leeftijd van 16 weken, minstens 3 weken na de 2e injectie.

Beschikbare challenge en serologie data tonen aan dat bescherming tegen distempervirus, adenovirus en parvovirus 2 jaar aanhoudt na een basisvaccinatie gevolgd door een 1e jaarlijkse booster. Iedere beslissing om het vaccinatieschema van dit diergeneesmiddel aan te passen dient per geval te worden genomen, rekening houdend met de serologische status van de hond en de epidemiologische context.
Jaarlijks na 2-voudige basisvaccinatie met een interval van 2-4 weken voor leptospirose en canine paraïnfluenza virus;
3-Jaarlijks voor hondenziekte, hondenhepatitis, canine adenovirus type 2, canine parvovirus.

Maternale antistoffen kunnen het resultaat van de vaccinatie ongunstig beïnvloeden.
Vanaf de leeftijd van 12 weken: Basisvaccinatie met dit middel (na voorafgaande vaccinatie(s) vóór de leeftijd van 12 weken).
•Tegen aandoeningen veroorzaakt door het hondenziekte virus, HCC, CPV, respiratoire aandoeningen, veroorzaakt door CAV-2 en CPi: enkelvoudige vaccinatie.
•Tegen leptospirose: 2-voudige vaccinatie met een interval van 2-3 weken
•Het verdient aanbeveling de vaccinatie tegen canine parvovirus te herhalen op een leeftijd van 16-18 weken.
Booster: 1 jaar na de basisvaccinatie.
Hervaccinatie: Jaarlijkse na booster tegen Leptospira interrogans 3-Jaarlijks na booster tegen de virale componenten.

Maternale antilichamen kunnen het resultaat van de vaccinatie ongunstig beïnvloeden.
3-Jaarlijks na 2-voudige basisvaccinatie met een interval van 3-4 weken.

Jaarlijkse hervaccinatie is vereist voor Paraïnfluenza en Leptospira componenten (compatible vaccin Versican Plus Pi/L4 kan gebruikt worden).

In situaties waarin zeer hoge titers van maternale antilichamen verwacht worden, dient het vaccinatieschema dienovereenkomstig bepaald te worden.
Toediening
Subcutaan Subcutaan Subcutaan Subcutaan Subcutaan Subcutaan
Bijwerkingen
Gematigde lokale reactie (vaak) die binnen 1 tot 2 weken spontaan verdwijnt; dit kan een zwelling (≤ 4 cm) zijn of licht diffuus oedeem, in zeldzame gevallen gepaard gaand met pijn of jeuk. Lokale, soms pijnlijke entreactie op de injectieplaats. Milde zwelling (≤ 2 cm) ter hoogte van de injectieplaats (vaak), welke gewoonlijk afneemt binnen 1-6 dagen. Deze kan, in bepaalde gevallen, vergezeld worden door milde jeuk, warmte en pijn ter hoogte van de injectieplaats. Een lokale entreactie kan voorkomen. Lokale, soms pijnlijke reactie op de injectieplaats. Voorbijgaande zwelling (tot 5 cm) op de injectieplaats (vaak). Deze kan soms pijnlijk, warm of rood zijn en zal na 14 dagen spontaan verdwenen zijn of sterk verminderd zijn.
Voorbijgaande periodes van lethargie (vaak). Hyperthermie of digestieve stoornissen zoals anorexia, diarree of braken (zeldzaam). Tijdelijke apathie (na eerste enting c.q. jongste leeftijd) en braken. Voorbijgaande lethargie en braken (vaak). Anorexia, polydipsie, hyperthermie, diarree, spiertrillingen, spierzwakte en huidletsels ter hoogte van de injectieplaats (soms). Tijdelijke verhoging van de lichaamstemperatuur en/of tijdelijke acute overgevoeligheidsreactie (anafylaxis) met symptomen zoals lethargie, oedeem in de kop, pruritis, dyspneu, braken, diarree of neervallen vlak na de vaccinatie (uitzonderlijk). Tijdelijke verhoging van de lichaamstemperatuur en/of tijdelijke overgevoeligheidsreactie (anafylaxis) met symptomen zoals lethargie, oedeem in de kop, pruritis, dyspneu, braken, diarree of neervallen vlak na de vaccinatie (uitzonderlijk). Gastro-intestinale klachten zoals diarree, braken of anorexie en verminderde activiteit (zeldaam).
Overgevoeligheidsreacties (zeer zeldzaam). Overgevoeligheidsreactie (zelden). Overgevoeligheidsreacties (i.e. anafylaxie, angio-oedeem, dyspneu, circulatoire shock, collaps) (enkele keer).
Waarschuwingen
Aanbevolen wordt de dieren tenminste 10 dagen voor vaccinatie tegen maagdarmwormen te behandelen.
Niet gebruiken tijdens dracht en lactatie. Niet gebruiken tijdens dracht en lactatie. Kan tijdens de dracht worden gebruikt. Kan tijdens de dracht worden gebruikt. Niet gebruiken tijdens de gehele drachtperiode. De veiligheid van het diergeneesmiddel is niet bewezen tijdens de dracht en lactatie. Gebruik tijdens dracht en lactatie wordt daarom afgeraden.
De aanwezigheid van maternale antistoffen (pups van gevaccineerde teven) kan in sommige gevallen interfereren met de vaccinatie. Het vaccinatieschema moet dienovereenkomstig worden aangepast Dien geen corticosteroiden of antivirale medicatie toe gedurende de dagen voorafgaande en volgend op de vaccinatie. Gebruik van hyperimmuunserum of immunodepressiva binnen 1 maand na vaccinatie. Een goede immuunrespons is afhankelijk van een volledig adequaat immuunsysteem. Immunocompetentie van een dier kan negatief beïnvloed worden door verschillende factoren waaronder zwakke gezondheid, voedingstoestand, genetische factoren, gelijktijdige behandeling met medicijnen en stress.
Na de vaccinatie kunnen de levende virale stammen (CAV-2, CPV) zich verspreiden naar niet- gevaccineerde dieren zonder enig pathologisch effect voor deze contactdieren. De levende CAV-2 en CPV vaccinstammen kunnen na vaccinatie kortstondig worden uitgescheiden zonder nadelige gevolgen voor contactdieren. Na vaccinatie kunnen gevaccineerde honden de levend geattenueerde virus vaccin stammen CAV-2, CPiV en CPV-2b uitscheiden, uitscheiding van CPV is aangetoond tot 10 dagen. Echter, vanwege de lage pathogeniciteit van deze stammen, is het niet nodig gevaccineerde honden te scheiden van niet-gevaccineerde honden en gedomesticeerde katten. De vaccin virus stam CPV-2b is niet onderzocht in andere carnivoren (behalve honden en gedomesticeerde katten), waarvan bekend is dat ze gevoelig zijn voor canine parvovirussen en daarom dienen gevaccineerde honden na vaccinatie van hen gescheiden te worden.
Klik hier voor volledige tekst registratie Canigen DHPPi-L Klik hier voor volledige tekst registratie Canigen DHA2PPi-L Klik hier voor volledige tekst registratie Eurican DAPPi-Lmulti Klik hier voor volledige tekst registratie Nobivac L+DHPPi Klik hier voor volledige tekst registratie Vanguard 7 Klik hier voor volledige tekst registratie Versican Plus DHPPi-L4