Combinatievaccins:

Hondenziekte, Leverziekte, Parvo, Kennelhoest

Voor deze combinatie zijn 5 verschillende vaccins beschikbaar (zie tabel hieronder).
De geadviseerde herhalingsfrequentie (na basisvaccinatie) varieert van jaarlijks tot 3-jaarlijks voor Hondenziekte, Leverziekte en Parvo.
Zowel Canigen, Eurican en Versican maken melding van het feit dat er na vaccinatie vaccinstammen van CPV en CAV-2 (kortstondig) kunnen worden uitgescheiden.

Caningen DHPPi Eurican DAPPi Nobvac DHPPi Vanguard PUP Versican Plus DHPPi
(Virbac) (Boehringer Ingelheim) (Intervet) (Zoetis) (Zoetis)
8 weken en ouder 7 weken en ouder 8 weken en ouder 6 weken en ouder 6 weken en ouder
Werkzame bestanddelen
Levend viraal: Levend geattenueerd: Levend geattenueerd: Levend geattenueerd: Levend geattenueerd:
Canine distemper virus (CDV) - Lederle stam Canine Distempervirus, stam BA5 Canine distemper virus (CDV), stam Onderstepoort Hondenziekte virus, stam N-CDV Canine distemper virus, stam CDV Bio 11/A
Canine adenovirus type 2 (CAV-2) - Manhattan stam Canine Adenovirus type 2, stam DK13 Canine Adenovirus type 2 (CAV2), stam Manhattan LPV3 Canine adenovirus type 2, stam Manhattan Canine adenovirus type 2, stam CAV-2-Bio 13
Canine parvovirus (CPV) - CPV 780916 stam Canine Parvovirus type 2, stam CAG2 Canine Parvovirus (CPV), stam 154 Canine parvovirus, stam NL-35-D Canine parvovirus type 2b, stam CPV-2b-Bio 12/B
Canine paraïnfluenza virus (CPIV) - Manhattan stam Canine Paraïnfluenza virus type 2, stam CGF 2004/75 Paraïnfluenza virus, stam (CPi), stam Cornell Canine Paraïnfluenza Virus type 5 (NL-CPI-5) Canine paraïnfluenza type 2 virus, stam CPiV-2-Bio 15
Adjuvantia/hulpstoffen
Lyofilisaat: Gelatine, kalium hydroxide, lactose monohydraat, glutaminezuur, kalium diwaterstoffosfaat, dikaliumfosfaat, water voor injectie, natrium chloride watervrij dinatriumfosfaat.
Suspendeervloeistof: Water voor injectie.
Lyofilisaat: Caseïne hydrolysaat, gelatine, dextran 40, dikaliumfosfaat, kaliumdiwaterstoffosfaat, kaliumhydroxide, sorbitol, sucrose, water voor injecties.
Suspensie: Water voor injecties.
Lyofilisaat: Sorbitol, gehydrolyseerde gelatine, caseïnehydrolysaat, kalium- en natriumfosfaatbuffers, water voor injecties
Suspendeervloeistof: Nobivac Solvens (dinatriumfosfaatdihydraat, kaliumdiwaterstoffosfaat, water voor injecties).
L2 gevriesdroogde stabilisator, modified Eagle’s medium, antifoam SAG471. Lyofilisaat: Trometamol, EDTA, sucrose, dextran 70.
Oplosmiddel: Water voor injecties.
Dosering
Na 2-voudige basisvaccinatie met een interval van 3-4 weken en booster na 1 jaar is de herhaligfrequentie:

3-jaarlijks voor CDV, CAV-1, CAV-2
Jaarlijks voor CPiV

Maternale antistoffen kunnen de immuunrespons op de vaccinatie beïnvloeden. In die gevallen wordt een derde injectie aanbevolen vanaf een leeftijd van 15 weken.
Jaarlijks, na 2-voudige basisvaccinatie met een interval van 4 weken.

In gevallen waar hoge niveaus van maternale antilichamen worden vermoed door de dierenarts en de basisvaccinatie voltooid was vóór een leeftijd van 16 weken, wordt een derde injectie met een vaccin van dezelfde handelsvergunninghouder tegen Distemper, Adenovirus en Parvovirus aanbevolen vanaf de leeftijd van 16 weken, minstens 3 weken na de 2e injectie.

Beschikbare challenge en serologie data tonen aan dat bescherming tegen distempervirus, adenovirus en parvovirus 2 jaar aanhoudt na een basisvaccinatie gevolgd door een eerste jaarlijkse booster. Iedere beslissing om het vaccinatieschema van dit diergeneesmiddel aan te passen dient per geval te worden genomen, rekening houdend met de serologische status van de hond en de epidemiologische context.
Jaarlijks na 2-voudige basisvaccinatie met een interval van 2-4 weken, waarvan de tweede vaccinatie op de leeftijd van 12 weken voor virale kennelhoest veroorzaakt door canine paraïnfluenzavirus;

3-jaarlijks na 2-voudige basisvaccinatie met een interval van 2-4 weken, waarvan de tweede vaccinatie op de leeftijd van 12 weken voor hondenziekte, hondenhepatitis, canine parvovirus infectie en virale kennelhoest veroorzaakt door canine adenovirus type 2

Maternale antistoffen kunnen het resultaat van de vaccinatie ongunstig beïnvloeden.
Basisvaccinatie: 2-voudige vaccinatie met een interval van 3 weken. Geadviseerd wordt om met 12 weken bijvoorbeeld te vaccineren met Vanguard 7.

Na vaccinatie met dit middel volgens voorschrift is m.b.t. hondenziekte een immuniteitsduur van 3 maanden en m.b.t. aandoeningen veroorzaakt door hondenhepatitis virus, Canine andenovirus type 2 en Canine Paraïnfluenzavirus een immuniteitsduur van 1 maand aannemelijk gemaakt.

Maternale antilichamen kunnen het resultaat van de vaccinatie ongunstig beïnvloeden.
3-Jaarlijks voor DHP na 2-voudige basisvaccinatie met een interval van 3-4 weken. Jaarlijkse hervaccinatie voor Pi.

Immunologische respons op de CDV, CAV en CPV bestanddelen van het vaccin kan vertraagd zijn vanwege interferentie met maternale antilichamen. Echter, het is aangetoond dat het vaccin bescherming biedt tegen virus challenge bij maternale antilichaamtiters tegen CDV, CAV en CPV die gelijk zijn of hoger dan onder veldomstandigheden gebruikelijk. In situaties waarin zeer hoge titers van maternale antilichamen verwacht worden, dient het vaccinatieschema dienovereenkomstig bepaald te worden.
Toediening
Subcutaan Subcutaan Subcutaan Subcutaan Subcutaan
Bijwerkingen
Milde lokale reactie die binnen 1 tot 2 weken spontaan verdwijnt (vaak). Deze voorbijgaande lokale reactie kan een zwelling (≤ 4 cm) zijn of licht diffuus lokaal oedeem, gepaard gaande met pijn of jeuk (zeldzaam).
Voorbijgaande periodes van lethargie na vaccinatie (vaak).
Hyperthermie en digestieve stoornissen als anorexie, diarree of braken (zeldzaam).
Overgevoeligheidsreacties (zeer zelden).
Milde zwelling (≤ 2 cm) ter hoogte van de injectieplaats (vaak), die afneemt binnen 1-6 dagen, in bepaalde gevallen vergezeld door milde jeuk, warmte en pijn ter hoogte van de injectieplaats.
Voorbijgaande lethargie en braken (vaak).
Anorexia, polydipsie, hyperthermie, diarree, spiertrillingen, spierzwakte en huidletsels ter hoogte van de injectieplaats (soms).
Overgevoeligheidsreactie (zelden).
Lokale vaccinatiereactie (zeer zeldzaam).
Tijdelijke verhoging van de lichaamstemperatuur en/of tijdelijke overgevoeligheidsreactie (anafylaxis) met symptomen zoals lethargie, oedeem in de kop, pruritis, dyspneu, braken, diarree of neervallen vlak na vaccinatie (zeer zeldzaam).
Lokale, soms pijnlijke reactie op de injectieplaats.
Tijdelijke verhoging van lichaamstemperatuur en/of tijdelijke overgevoeligheidsreactie (anafylaxie) optreden met symptomen zoals lethargie, oedeem aan de kop, pruritus, dyspneu, braken, diarree of neervallen (uitzonderlijk).
Voorbijgaande zwelling (tot 5 cm) op de injectieplaats (vaak). Deze kan soms pijnlijk, warm of rood zijn. Een dergelijke zwelling zal tegen 14 dagen na vaccinatie spontaan verdwenen zijn of sterk verminderd zijn.
Gastro-intestinale klachten zoals diarree, braken of anorexie en verminderde activiteit (zeldzaam).
Overgevoeligheidsreacties (i.e. anafylaxie, angio-oedeem, dyspneu, circulatoire shock, collaps) (enkele keer).
Waarschuwingen
Niet gebruiken tijdens dracht en lactatie. Kan tijdens de dracht worden gebruikt. Kan tijdens de dracht worden gebruikt.
Er is geen informatie beschikbaar over de veiligheid van dit vaccin bij gebruik in lacterende teven.
Niet gebruiken tijdens de gehele drachtperiode. De veiligheid van het diergeneesmiddel is niet bewezen tijdens de dracht en lactatie. Gebruik tijdens dracht en lactatie wordt daarom afgeraden.
Na vaccinatie kunnen de levende virusstammen uit het vaccin (CAV-2, CPV) worden verspreid naar niet-gevaccineerde dieren zonder enig pathologisch effect voor deze contactdieren. De levende CAV-2 en CPV vaccinstammen kunnen na vaccinatie kortstondig worden uitgescheiden zonder nadelige gevolgen voor contactdieren. Contra-indicaties: Gebruik van hyperimmuunserum of immunodepressiva binnen 1 maand na vaccinatie. Na vaccinatie kunnen gevaccineerde honden de levend geattenueerde virus vaccin stammen CAV-2, CPiV en CPV-2b uitscheiden, uitscheiding van CPV is aangetoond tot 10 dagen.
Echter, vanwege de lage pathogeniciteit van deze stammen, is het niet nodig gevaccineerde honden te scheiden van niet- gevaccineerde honden en gedomesticeerde katten.
De vaccin virus stam CPV-2b is niet onderzocht in andere carnivoren (behalve honden en gedomesticeerde katten), waarvan bekend is dat ze gevoelig zijn voor canine parvovirussen en daarom dienen gevaccineerde honden na vaccinatie van hen gescheiden te worden.
Klik hier voor volledige tekst registratie Canigen DHPPi Klik hier voor volledige tekst registratie Eurican DAPPi Klik hier voor volledige tekst registratie Nobivac DHPPi Klik hier voor volledige tekst registratie Vanguard PUP Klik hier voor volledige tekst registratie Versican Plus DHPPi