Adjuvantia en hulpstoffen in vaccins

Opzet naar voorbeeld van de Nederlandse Vereniging Kritisch Prikken, aangepast aan de veterinaire vaccins.

1) Kweek-medium

Bij het vervaardigen van vaccins voor dieren worden vaak celculturen gebruikt van oorspronkelijk dierlijke cellen. Zoals we al eerder hebben uitgelegd kunnen tegenwoordig die celculturen steeds weer gebruikt worden en zijn er geen nieuwe proefdieren nodig om een cellijn in stand te houden. Daarbij maakt men gebruik van DNA-technieken. Voorbeelden zijn kippenembryocellen (delen van bebroede kippeneieren) en kalfsniercellen.

2) Adjuvantia (Latijn: adiuvare= helpen)

Adjuvantia zijn hulpstoffen in vaccins die de immuunrespons tegen de actieve component in een vaccin, het antigeen, verbeteren.
De meeste adjuvantia zijn metalen (met name aluminium), saponinen (verzamelnaam voor een groep van plantaardige glycosiden die met water schuim geven als zeepwater), olie en olie-emulsies.
Aluminiumfosfaat en aluminiumhydroxide waren decennia lang de enige adjuvantia die op grote schaal werden toegepast. Hoe aluminiumzouten precies werken is niet duidelijk. Ze zijn mogelijk verantwoordelijk voor de pijnklachten na een vaccinatie. Bij blootstelling aan hoge concentraties aluminiumionen gedurende lange tijd is bij mensen aangetoond dat aandoeningen kunnen ontstaan aan het zenuwstelsel, zoals diverse vormen van dementie, (tijdelijk) geheugenverlies, trillerigheid en lusteloosheid.
Adjuvantia zijn nodig voor antigenen die zwak immunogeen zijn.

Water-in-olie-emulsies zijn op grote schaal klinisch getest in de VS in humane vaccins tegen het adeno-, polio- en influenzavirus. Het werkingsmechanisme is gebaseerd op een sterke depotfunctie (de niet-metaboliseerbare olie blijft lang aanwezig in de injectieplek) en het induceren van een ontstekingsreactie.
Dat laatste is meteen ook het probleem. Ernstige ontstekingsreacties en granuloomvorming werden regelmatig waargenomen en stonden toepassing bij de mens in de weg. Er wordt nog steeds klinisch onderzoek gedaan met water-in-olie-emulsies, bijvoorbeeld als toepassing in therapeutische anti-tumorvaccins, waarbij krachtige cellulaire immuunresponsen moeten worden opgewekt en bijwerkingen minder belangrijk zijn. Water-in-olie-emulsies worden tot op de dag van vandaag wel routinematig in veterinaire vaccins toegepast.
(bron: RIVM)

3) Hulpstoffen

De houdbaarheid van vaccins wordt verhoogd door het toevoegen van conserveringsmiddelen in verschillende fasen van het productieproces.

A). Conserveringsmiddelen: (De getallen tussen haakjes geven aan hoe vaak wij deze adjuvans of hulpstof tegenkwamen in de samenstelling van de vaccins.)

a. Formaldehyde (1x hond, 1x kat, 2x paard).
Wordt gebruikt om ziekteverwekkers te inactiveren / doden, en om anatomische preparaten te bewaren (op sterk water staan). Formaldehyde is bewezen kankerverwekkend. Geeft veel allergieklachten.

b. Thiomersal (kwikverbinding) (11x hond, -x kat, -x paard).
Deze kwikverbinding is bedoeld om schimmels en bacteriën uit te schakelen en is neurotoxisch. Allergische klachten komen frequent voor. Het RIVM zegt dat de toevoeging van Thiomersal geen probleem is en dat het een halfwaardetijd heeft van 7 dagen, oftewel: dat na 7 dagen de helft van deze stof uit het bloed verdwenen is.
Volgens prof. Janna Koppe, emeritus hoogleraar neonatologie van de Universiteit van Amsterdam, is deze informatie niet volledig: wat het RIVM niet zegt, is dat de halfwaardetijd voor de hersenen meer dan drie keer zo lang is. Het duurt namelijk 24 dagen voor de helft van deze stof uit de hersenen verdwenen is.
Dr. Hugh Fudenberg, immunogeneticus, stelt in zijn onderzoek tussen 1970 en 1980 dat als een persoon vijf achtereenvolgende griepprikken heeft gekregen in deze periode van onderzoek, de kans op het verkrijgen van Alzheimer met een factor TIEN is toegenomen, in vergelijking tot het krijgen van twee of helemaal geen griepprik. Dokter Fudenberg verklaart dat dit komt door de aanwezigheid van kwik en aluminium in de griepprik. Het geleidelijk toenemen van de hoeveelheid kwik en aluminium in de hersenen veroorzaakt cognitieve dysfunctie.
In een griepprik zit ongeveer 25 microgram kwik, 1 microgram staat te boek als giftig.
Bron: http://www.amalgaam.be/

c. Alle E-nummers van 200-252, waaronder Sorbinezuur E200 (tegen schimmels en gisten).

d. Zoutzuur (E507).
Wordt niet als zodanig genoemd in de honden- en kattenvaccins, maar komt wel voor in de vorm van magnesiumchloride hexahydraat en calciumchloride.

B). Stabilisatoren
In vaccins worden ook stabilisatoren gebruikt. Een stabilisator is een stof die een chemische reactie vertraagt of opheft. Door ze aan producten toe te voegen worden deze beter c.q. langer houdbaar; het product is dan beter bestand tegen hitte, licht, zuren en vocht. Voorbeelden van stabilisatoren in vaccins zijn:

a. Sorbitol (10x hond, 8x kat, -x paard)
Vochtafdrijvend. Volgens het Voedingscentrum (lijst van E-nummers, 2007) mag het onbeperkt gebruikt worden. Het mag echter niet toegevoegd worden aan zuigelingenvoeding, aangezien het laxerend werkt bij zuigelingen. Klachtenpatronen: krampen, winderigheid, diarree.
b. Gelatine (8x hond, 6x kat, -x paard)
Geleermiddel, wateroplosbaar, verteerbaar en vormt een gel die sterk, flexibel en transparant is.

C). Zuurgraad
Bij een vaccin worden stoffen gebruikt om de zuurgraad te controleren dan wel te beïnvloeden. Een pH-indicator is een chemische stof die van kleur verandert bij een veranderende zuurgraad (pH).

D). Antivries
Vaccins dienen gekoeld bewaard te worden. De nagestreefde bewaartemperatuur is tussen de 2 °C en 8 °C. Een stof die hiervoor wordt gebruikt is:

a. Ethyleen (glycerol) (1x hond, 3x kat, -x paard)
Deze stof wordt gebruikt als basisstof voor antivries. Hierin zijn diverse additieven toegevoegd zoals anti-corrosiemiddel en anti-schuimmiddel. Ethyleenglycol is een kleurloze, stroperige alcohol. Het is schadelijk bij opname door de mond. Inslikken kan het centrale zenuwstelsel beschadigen, nier en leverstoringen en zelfs de dood veroorzaken. Irriterend voor de ogen, de ademhalingswegen en de huid.

4) Antibiotica

Antibiotica worden vaak toegevoegd in vaccins om bacteriële infecties te voorkomen. Resistentie en allergieën voor antibiotica komen steeds vaker voor. In sommige kattenvaccins wordt gebruik gemaakt van gentamicine.